Wanneer een ondernemer of een natuurlijk persoon niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, heeft hij een probleem. Zijn schuldeisers willen immers dat hij gewoon zijn verplichtingen nakomt en zijn rekeningen betaalt.
Die schuldeisers kunnen beslag laten leggen op de bezittingen van de schuldenaar, maar ze kunnen in sommige gevallen ook zijn faillissement aanvragen. Dit artikel zal over de laatste mogelijkheid gaan.
Het faillissement
Het doel van een faillissement is het verkopen van alle bezittingen van de schuldenaar om daarna de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers. Die schuldeisers zullen meestal niet al hun vorderingen betaald krijgen en zullen vaak zelfs helemaal niets meer krijgen.
Het faillissement is dus zowel bij een natuurlijk persoon mogelijk, als bij een onderneming. Omdat een faillissement een drastische maatregel is, zal een schuldenaar proberen aan te sturen op een surseance (uitstel/opschorting) van betaling of, in het geval van een natuurlijk persoon, op de WSNP, de schuldsanering. Beide regelingen zijn aanmerkelijk gunstiger dan het faillissement, maar een surseance van betaling eindigt toch ook vaak in een faillissement. De schuldsanering kan onder andere in een faillissement eindigen wanneer de schuldenaar zich niet aan de regels van de WNSP houdt.
Het aanvragen van een faillissement wordt vaak ook als pressiemiddel gebruikt, om ervoor te zorgen dat een vordering alsnog wordt betaald om het faillissement af te wenden. De schuldeiser zal dan namelijk zijn verzoek tot faillissement intrekken.
Wanneer kan iemand failliet worden verklaard?
Een bedrijf of een natuurlijk persoon kan niet zomaar in het faillissement terecht komen wanneer hij zijn verplichtingen niet nakomt. Er moet eerst aan een aantal voorwaarden worden voldaan.
Allereerst moet de schuldenaar in de toestand verkeren dat hij is opgehouden te betalen. Wanneer er immers nog gewoon aan alle verplichtingen wordt voldaan, is een faillissement nergens voor nodig.
Vervolgens moet worden gekeken naar de verzoeker van het faillissement: heeft hij daadwerkelijk een vordering op de schuldenaar en laat de schuldenaar die vordering ook onbetaald?
Ten slotte moet er sprake zijn meerdere schuldeisers waarvan de vorderingen onbetaald worden gelaten (‘pluraliteit van schuldeisers’). De verzoeker van het faillissement moet dus op zoek naar iemand anders die ook een vordering heeft: de verzoeker moet een zogenaamde ‘steunvordering’ hebben. Degene die de steunvordering verschaft, hoeft niet in te stemmen met de faillissementsaanvraag. Daarnaast hoeft hij geen opeisbare vordering te hebben (bijvoorbeeld doordat er een betalingsregeling is die netjes wordt nagekomen). Enkel het hebben van een vorderingsrecht is voldoende.
Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, kan een van de schuldeisers een verzoekschrift indienen bij de rechtbank. Ook de schuldenaar zelf kan een verzoek om hemzelf failliet te verklaren indienen (al gebeurt dat veel minder vaak). Het verzoekschrift moet echter in beide gevallen worden ingediend door een advocaat. De schuldeiser of schuldenaar kan dit (als hij geen advocaat is) dus niet zelf doen. Overigens kan het faillissement in bepaalde gevallen ook worden aangevraagd door het openbaar ministerie en de belastingdienst en kan het ambtshalve (‘op eigen initiatief’) door de rechter worden uitgesproken.
Wanneer een verzoekschrift is ingediend, moet dit worden beoordeeld door de rechter. Die heeft een grote vrijheid in het bepalen of er aan de voorwaarden is voldaan. Vindt hij dat dat zo is, dan zal het faillissement uitgesproken worden.
De gevolgen van een faillissement
Bij het uitspreken van het faillissement wordt direct een curator aangesteld (meestal een advocaat), die de boedel zal beheren. Ook wordt er een rechter-commissaris aangesteld die de curator zal controleren. Voor bepaalde handelingen (bijvoorbeeld het opzeggen van arbeidsovereenkomsten) heeft de curator tevens toestemming van de rechter-commissaris nodig.
Degene wiens faillissement is uitgesproken (‘de failliet’) verliest het recht om de boedel te beheren. De curator zal dat voor hem doen. Een rechtspersoon wordt geheel geliquideerd (alles wordt verkocht). De natuurlijke persoon die in het faillissement terecht komt mag officieel enkel zaken als bed, beddengoed, kleren en eten voor een maand voor zijn gezin behouden. In de praktijk zal hij meestal ook zaken als meubels mogen houden.
Wanneer de failliet het niet eens is met de handelswijze van de curator, kan hij zich tot de rechter-commissaris wenden met zijn klacht. Hij kan ook proberen om aan zijn schuldeisers een akkoord aan te bieden, dat, na akkoord van de schuldeisers en na toetsing van de rechter, zorgt voor een einde van het faillissement. Dit akkoord wordt overigens bijna nooit geaccepteerd, minder dan 2% van alle faillissementen eindigt op deze manier.
De schuldeisers moeten hun vorderingen op de failliet indienen bij de curator, die deze toetst aan de administratie van de failliet en ze toelaat of betwist. Zelf kunnen ze geen beslagen meer leggen of executiemaatregelen treffen (met uitzondering van separatisten zoals hypotheekhouders). Ook de schuldeisers (of een commissie uit hun midden) kunnen zich tot de rechter-commissaris wenden indien ze het niet eens zijn met de handelswijze van de curator.
Wanneer alle schuldeisers hun vorderingen hebben ingediend, wordt er via een uitdelingslijst (‘Wie krijgt hoeveel?’) een einde aan het faillissement gemaakt. Wanneer het echter duidelijk is dat de laagste schuldeisers in rang (zie later meer) niets gaan krijgen, kan er een vereenvoudigde afwikkeling plaatsvinden, een soort versnelde procedure.
Het einde van het faillissement
Zoals hierboven al her en der aan de orde is geweest, kan het faillissement op een aantal manieren eindigen. Dat zijn de volgende:
1. Vernietiging van het faillissement (bij bijvoorbeeld verzet of hoger beroep)
2. Opheffing van het faillissement (wegens gebrek aan baten, er zijn zelfs niet genoeg opbrengsten om de belangrijkste schuldeisers te voldoen)
3. Het akkoord (dat de failliet aan zijn schuldeisers kan aanbieden, die ermee moeten instemmen)
4. Vereenvoudigde afwikkeling (de concurrente crediteuren worden niet gecontroleerd, aangezien dat zinloos is omdat er toch niet voldoende baten zijn)
5. De vereffening (de ‘normale’ manier: met een uitdelingslijst komt er een einde aan het faillissement, zie hierna meer).
Nadat het faillissement is geëindigd wordt een rechtspersoon (zoals een bv of een nv) ontbonden, dus die houdt op te bestaan. De bestuurders hoeven niet bang te zijn voor hun eigen vermogen, tenzij ze zich hebben ‘misdragen’.
Voor de natuurlijke persoon die in het faillissement terecht komt is het dan nog niet afgelopen: daar mogen de schuldeisers weer gewoon beginnen met invorderen zodra hij weer geld heeft. Dit is ook de reden waarom de WSNP (schuldsanering) gewilder is: daar kan men na 3 jaar opnieuw starten, zonder opeisbare schulden.
De rangorde bij de vereffening in een faillissement
Wanneer het faillissement is uitgesproken en het komt tot een vereffening (zie hierboven onder 5.), krijgt niet elke schuldeiser evenveel. Sommige schuldeisers hebben voorrang op andere, waardoor degenen die het laagst in rang staan vaak met lege handen achterblijven.
Dit is ook het gevolg van het feit dat pandhouders en hypotheekhouders (de zogenaamde separatisten) zich in principe niet hoeven te houden aan deze rangorde en zich überhaupt niet gebonden hoeven te voelen door het faillissement. Zij kunnen gewoon de zekerheden (het bedrijfspand of de woning bijvoorbeeld) verkopen. Ook zijn er uitzonderingen in het geval van het retentierecht, het recht van reclame, producten die geleverd zijn onder eigendomsvoorbehoud en bij een beroep op verrekening.
Hierna volgt een kort overzicht van hoe de rangorde globaal in elkaar zit. Let op: dit is dus geen allesomvattend overzicht!
1. Boedelschulden, waaronder het salaris van de curator en kosten die met medewerking van de curator na de faillissementsdatum zijn gemaakt (zoals loonkosten);
2. Bodemschulden, schulden aan de belastingdienst;
3. Bijzondere voorrechten, zoals vorderingen vanwege het werken aan een bepaalde zaak, denk aan het schilderen van een huis. Dan is er een voorrecht op het huis;
4. Algemene voorrechten, zoals het loon van de werknemers voor het faillissement en de aanvraagkosten van het faillissement;
5. Concurrente vorderingen, de ‘gewone schuldeisers’. Wanneer er niets anders is afgesproken (en dat is meestal het geval), dan zit de schuldeiser in de groep met concurrente crediteuren. Gemiddeld zien zij minder dan 4% van hun vordering terug;
6. Achtergestelde vorderingen, de zogenaamde ‘Tante Agaath-lening’, die met medewerking van de schuldeiser wordt achtergesteld.
Zoals te zien is, zal een concurrente crediteur vrijwel niets meer krijgen. In het gemiddelde faillissement kan hij verwachten nog één tot enkele procenten van zijn oorspronkelijke vordering terug te zien. Vaak is er na de boedelschuld en de betaling van de belastingschuld al geen geld meer over. Daarom wordt vaak gezegd dat de curator voor hemzelf en voor de overheid werkt.
Is er nog geld over nadat zelfs de achtergestelde schuldeisers zijn voldaan, dan zal de natuurlijke persoon dit behouden, of zullen de aandeelhouders van de rechtspersoon dit uitgekeerd krijgen.
Faillissement – Conclusie
Een faillissement is erg ingrijpend, voor zowel een onderneming (of haar bestuurders/eigenaren) als voor een natuurlijk persoon. Daarom zal elke schuldenaar het faillissement graag zo lang mogelijk proberen af te wenden.
Wanneer een faillissement afgewend moet worden, kan de vordering van de aanvrager van het faillissement worden betaald. Dit moet uiteraard wél gebeuren voordat het faillissement daadwerkelijk uitgesproken is, anders is het te laat.
Ook zijn bepaalde rechtsmaatregelen mogelijk wanneer het faillissement al is uitgesproken: daarvoor is het verstandig om zo snel mogelijk contact op te nemen met een advocaat, aangezien de termijnen hiervoor extreem kort zijn.
Is een leverancier of klant van u failliet gegaan, ook dan loont het om contact op te nemen met een jurist om te bekijken of er nog mogelijkheden zijn om betaling af te dwingen of uw goederen terug te krijgen.