Wanneer een overeenkomst niet wordt nagekomen zijn er een aantal mogelijkheden voor de partij die daar geen schuld aan heeft. Als er aan bepaalde voorwaarden is voldaan kan onder andere de overeenkomst ontbonden worden en kan soms zelfs schadevergoeding worden gevraagd. De vraag die vaak wordt gesteld is echter: moet ik zelf wél nog mijn verplichting nakomen wanneer de tegenpartij dat niet doet of wanneer ik verwacht dat de tegenpartij dat niet gaat doen?
Het antwoord is (uiteraard onder voorwaarden) ontkennend: door middel van opschorting kunnen de eigen verplichtingen voor bepaalde tijd worden achtergehouden.
Opschorting
Opschorting van de nakoming van een verbintenis is praktisch gezien een gemakkelijk middel dat iemand ter beschikking staat wanneer zijn wederpartij zich niet aan de overeenkomst houdt. Aan het toepassen van opschorting zitten twee voordelen: het dient als een soort van zekerheidsrecht, aangezien bij blijvende wanprestatie van de wederpartij niet hoeft te worden teruggehaald, én het dient als pressiemiddel om de wederpartij te laten betalen. Opschorting is dus praktisch gezien relatief gemakkelijk én nuttig.
Juridisch gezien is opschorting niet zo simpel. Er zijn namelijk algemene en bijzondere regels die de mogelijkheid voor opschorting geven. De algemene regels voor opschorting zullen hierna besproken worden. De bijzondere mogelijkheden voor opschorting zullen hier niet besproken worden. Bij bijzondere regelingen kan worden gedacht aan regels in de wet die terugverwijzen naar de algemene regeling of regels die een eigen opschortingsbevoegdheid geven en daarmee afwijken van de algemene opschortingsbevoegdheid.
Voorwaarden voor opschorting
Er zijn twee basisvoorwaarden waaraan voldaan moet worden om over te kunnen gaan tot opschorting:
- Opschorting kan enkel plaatsvinden wanneer de partij die wil opschorten een opeisbare vordering heeft. Dat wil zeggen dat de wederpartij ‘per direct’ zou moeten presteren. Voor een niet opeisbare vordering is het als hoofdregel niet mogelijk om op te schorten (maar in het geval van een wederkerige overeenkomst (beide partijen hebben verplichtingen) kan er wel gebruik worden gemaakt van opschorting wanneer een van beide partijen vreest dat de ander niet aan zijn verplichtingen gaat voldoen). Let op: wanneer er dus niet meer aan deze voorwaarde wordt voldaan doordat de wederpartij alsnog aan zijn verplichtingen voldoet, is er geen reden meer voor opschorting en moeten de eigen verplichtingen dus ook gewoon worden nagekomen. Dat geldt overigens ook wanneer de wederpartij zekerheid stelt voor de voldoening van de verbintenis (bijvoorbeeld door een bankgarantie).
- De tweede voorwaarde is dat er voldoende samenhang moet zijn tussen de vordering en de verbintenis (verplichting) waar opschorting wordt toegepast. Wanneer A zijn auto aan B verkoopt, en later met B afspreekt dat hij ook zijn huis zal bouwen, dan zijn dat twee verschillende verplichtingen die meestal niet voldoende samenhang hebben. Wanneer B dus niet betaalt voor het huis, kan A zich niet op opschorting beroepen voor de levering van de auto, maar kan A enkel de verplichting tot het bouwen van het huis opschorten.
Opschorting niet mogelijk
Opschorting is niet mogelijk wanneer er zogenaamd ‘schuldeisersverzuim’ is. Dat is het geval wanneer degene die van zijn recht tot opschorting gebruik wil maken, geen medewerking verleent aan de wederpartij zodat die zijn verplichtingen kan nakomen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan iemand die geen adres wil opgeven voor levering van de bestelde goederen.
Daarnaast is het niet mogelijk om tot opschorting over te gaan wanneer de wederpartij blijvend niet kan nakomen. Opschorting is dan immers zinloos, er zou dan moeten worden opgeschort tot in het oneindige. Echter, aangezien uit een dergelijk geval vaak ook een vordering tot schadevergoeding voorkomt, kan het niet betalen van deze vordering ook een grond zijn om op te schorten.
Ten slotte is het niet mogelijk om op te schorten wanneer er ook geen beslagmogelijkheden zouden zijn. Dat heeft verband met het laten bestaan van het bestaansminimum van de wederpartij, waardoor deze niet meer in zijn bestaan zou kunnen voorzien door de opschorting.
Voor de volledigheid is het belangrijk om erbij te zeggen dat ook deze uitzonderingen in bepaalde gevallen uitzonderingen hebben. Soms mag er ondanks een van de bovenstaande gevallen toch tot opschorting worden overgegaan.
Opschorting bij niet nakoming – Conclusie
Het overgaan tot opschorting van de nakoming van een verbintenis lijkt gemakkelijk. Er wordt immers feitelijk gewoon niet meer geleverd. De juridische regeling van opschorting kent echter veel verschillende vormen: retentierecht, opschorting bij wederkerige overeenkomst, de algemene regeling voor opschorting en bijzondere regelingen tot opschorting.
Als hoofdregel kan worden aangenomen dat opschorten mogelijk is wanneer de wederpartij zijn verplichtingen (die uit dezelfde rechtsverhouding komen) niet nakomt of waarschijnlijk niet gaat nakomen.
Zoals gezegd is opschorting juridisch gezien zo uitgebreid dat het niet in zijn geheel hier kan worden behandeld. Of er in een bepaald geval kan worden overgegaan tot opschorten kan daarom niet worden gezegd. Voor dat soort vragen is het verstandig om een jurist in te schakelen.