Wanneer iemand werkloos raakt, heeft hij of zij geen inkomen meer. Geen inkomen betekent voor de meeste mensen dat ze binnen korte tijd in de problemen komen. Het kan zo zijn dat iemand recht heeft op een bijstandsuitkering (een minimaal bedrag), maar het kan ook zijn dat iemand voor de gunstigere WW-uitkering in aanmerking komt.
Over die WW-uitkering gaat dit artikel. Er wordt onder andere beschreven aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering, wat de hoogte en duur van de uitkering zijn, hoe het zit met ‘verwijtbare werkloosheid’ en hoe de WW-uitkering ten einde kan komen.
WW-uitkering
Een WW-uitkering is een tijdelijke uitkering die kan worden gedaan aan een werknemer die geen werk meer heeft. Deze uitkering moet binnen één week na het ontstaan van de werkloosheid worden aangevraagd bij het UWV. Voordat dat kan worden gedaan, moet er wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan.
De WW-uitkering is gebaseerd op de Werkloosheidswet. Omdat dit een omvangrijke wet is, is het niet mogelijk om in dit artikel de gehele wet te behandelen. Daarom worden hier de hoofdlijnen behandeld en worden bijzaken achterwege gelaten. Meer concreet betekent dat dat de algemene regels en de belangrijkste uitzonderingen worden behandeld.
Werknemer in dienstbetrekking voor WW-uitkering
Voordat er kan worden gekeken naar de voorwaarden die gelden om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering, moet worden gekeken naar de groep voor wie deze uitkering zou kunnen gelden: de ‘werknemers’. Wie is werknemer voor de WW-uitkering?
Onder werknemer wordt de natuurlijke persoon (dus geen rechtspersoon als een bv) verstaan die jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast moet de werknemer in een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staan om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering. In ‘gewoon Nederlands’: de werknemer met een arbeidsovereenkomst of (voor een ambtenaar) een aanstelling.
Ook thuiswerkers, hulpen van thuiswerkers, musici, artiesten, sporters en personen die officieel geen dienstbetrekking hebben, maar waarbij de arbeidsverhouding wel op een dienstbetrekking lijkt, kunnen als werknemer worden gezien.
Geen dienstbetrekking hebben onder andere wethouders en leden van gedeputeerde staten en van het kabinet. Ook huishoudsters of personen die zorg verlenen aan leden van het huishouden voor minder dan vier dagen per week hebben geen dienstbetrekking, net als directeur-grootaandeelhouders. Dat houdt in dat deze groepen ook geen werknemer zijn volgens de Werkloosheidswet en niet in aanmerking komen voor een WW-uitkering.
Voorwaarden WW-uitkering
Voordat er een recht op een WW-uitkering bestaat, moet de werknemer die hierboven is beschreven wel nog aan een aantal voorwaarden voldoen.
Allereerst moet hij uiteraard geheel of gedeeltelijk werkloos zijn, hetwelk inhoudt dat hij minimaal vijf arbeidsuren per week minder heeft dan voorheen, of de helft of minder overhoudt van zijn aantal arbeidsuren. Daarnaast moet hij beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden.
Voordat er een recht op een WW-uitkering bestaat moet de werknemer tevens minimaal 26 kalenderweken hebben gewerkt in de voorgaande 36 weken, met minimaal één arbeidsuur per week. Periodes van ziekte worden niet meegerekend in die 36 weken.
Geen recht op WW-uitkering
Wanneer iemand niet aan de bovenstaande voorwaarden voldoet, kan hij geen aanspraak maken op een WW-uitkering. Daarnaast zijn er bepaalde andere groepen werknemers die ook geen aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering.
Dit betreft onder andere werknemers die een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen, werknemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen, werknemers die buiten Nederland wonen of verblijven (vakantie niet meegerekend), werknemers wiens vrijheid rechtmatig is ontnomen en werknemers die een uitkering ontvangen op grond van de Wet Arbeid en Zorg.
Verwijtbaar werkloos voor WW-uitkering
Wanneer het gaat over een WW-uitkering hoort men ook vaak de term ‘verwijtbare werkloosheid’ of ‘verwijtbaar ontslag’ vallen. Het houdt in dat de werknemer geen WW-uitkering krijgt wanneer hij verwijtbaar werkloos is geworden.
Het verwijtbaar werkloos worden komt voor wanneer het de schuld is van de werknemer dat hij werkloos is geworden, bijvoorbeeld doordat hij is ontslagen omdat hij zich ernstig heeft misdragen.
Bij ‘verwijtbaar werkloos’ hoort vaak de vraag of een beëindigingsvoorstel (beëindiging met wederzijds goedvinden) van de werkgever verwijtbare werkloosheid oplevert. Dit is niet het geval: het tekenen levert dus geen probleem op voor de eventuele WW-uitkering. Er hoeft dus geen verweer te worden gevoerd. In dit geval moet het beëindigingsvoorstel wel op initiatief van de werkgever tot stand komen, mag dit niet naar aanleiding van een verwijtbare actie van de werknemer zijn, moet de opzegtermijn in acht zijn genomen en mag de werknemer niet ziek zijn.
Ondanks dat het geen gevolgen heeft voor de WW-uitkering in bovenstaand geval, kan het toch ongunstig zijn om een beëindigingsvoorstel te tekenen: laat een voorstel van de werkgever daarom altijd door een jurist doorlezen!
Verplichtingen bij WW-uitkering
De werknemer heeft een aantal verplichtingen wanneer het UWV hem een WW-uitkering heeft toegewezen.
Zo moet hij uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mededelen die van invloed kunnen zijn op het recht op een WW-uitkering of bijvoorbeeld de hoogte of duur daarvan. Dat kan bijvoorbeeld de omstandigheid zijn dat hij (parttime) werk heeft gevonden. met deze mededeling mag hij niet heel lang mee wachten, hij moet dit ‘onverwijld’ doorgeven aan het UWV.
De werknemer is daarnaast verplicht om de aanvraag voor de uitkering binnen één week na werkloosheid bij het UWV in te stellen. Hij moet onder andere voldoen aan controlevoorschriften van het UWV, hij moet zich als werkzoekende bij het UWV laten registreren, hij moet meedoen aan activiteiten die hem aan een baan kunnen helpen (eventueel scholing of opleiding volgen), meewerken aan een arbeidsgeschiktheidsonderzoek indien het UWV dat wenst en moet bijvoorbeeld voldoen aan de voorschriften voor het nemen van vakantie in de periode dat hij een WW-uitkering krijgt.
Hoogte WW-uitkering
De hoogte van de WW-uitkering wordt vastgesteld aan de hand van het dagloon. De eerste twee maanden van de WW-uitkering worden uitgekeerd tegen 75% van het oorspronkelijke loon. Alle maanden daarna worden uitgekeerd tegen 70% van het oorspronkelijke loon.
Daar zit wel een beperking aan: het maximumdagloon. Op 1 januari 2013 bedroeg het maximumdagloon 194,85 euro (bruto), inclusief vakantietoeslag. Maandelijks komt dat neer op zo’n 2.900 euro (in de eerste twee maanden van 75%), daarna is het 2.700 euro (70%).
Duur WW-uitkering
De duur van de WW-uitkering is standaard drie maanden vanaf het moment dat het recht op de uitkering is ontstaan.
Daarnaast wordt er één extra maand recht op de WW-uitkering opgebouwd per volledig kalenderjaar dat het arbeidsverleden meer dan drie kalenderjaren was. Om daarvoor in aanmerking te komen moet de werknemer wel in de voorgaande vijf jaar vier jaar meer dan 52 dagen hebben gewerkt (voor 2013) of 208 uren hebben gewerkt (vanaf 1 januari 2013). Ook werknemers die direct voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid een recht hebben gehad op een uitkering op grond van de WIA, de WAO of de WAO Militairen komen daarvoor in aanmerking.
Voorbeeld: heeft iemand 12 jaar fulltime in loondienst gewerkt, dan voldoen hij aan bovenstaande eis. Hij heeft 9 jaar meer arbeidsverleden dan die drie kalenderjaren. Zijn WW-uitkering is dus 3 maanden (standaard) + 9 maanden (extra) = 12 maanden.
De maximumduur dat er recht kan zijn op een WW-uitkering is 38 maanden.
Vuistregel duur WW-uitkering
In het kort kan er als vuistregel worden genomen dat:
1. er onder het half jaar arbeidsverleden géén recht is op een WW-uitkering;
2. er tussen een half jaar en drie jaar arbeidsverleden recht is op drie maanden WW-uitkering;
3. er bij een groter arbeidsverleden dan drie jaar recht is op één maand per jaar (10 jaar arbeidsverleden, is dus 10 maanden WW-uitkering, et cetera).
Einde WW-uitkering
De WW-uitkering komt uiteraard ten einde wanneer de bovenstaande termijn is afgelopen, maar kan ook op een aantal andere manieren ten einde komen.
Dit gebeurt onder andere ook wanneer de werknemer zijn hoedanigheid als werknemer verliest, wanneer hij nieuw werk vindt (of inkomsten die hoog genoeg zijn heeft) en wanneer iemand geen recht meer heeft op een WW-uitkering omdat hij een andere uitkering geniet (zie hierboven bij ‘Geen recht op WW-uitkering’).
Daarnaast kan het UWV de WW-uitkering intrekken of herzien wanneer er niet wordt voldaan aan de verplichtingen of wanneer er in het voortraject niet is voldaan aan de verplichtingen die de werknemer heeft.
Wanneer er geen recht (meer) is op een WW-uitkering, kan het zo zijn dat er recht is op een bijstandsuitkering. Kijk voor meer informatie daarover in het artikel over de bijstandsuitkering.
Het nieuwe ontslagrecht en de WW-uitkering
De bovenstaande regels gelden momenteel voor de toekenning en de duur van de WW-uitkering. Of deze regels in stand moeten worden gehouden is onderwerp van discussie in de Tweede Kamer.
Er staan hervormingen van het ontslagrecht te gebeuren. Momenteel zijn er nog geen veranderingen in de uitvoering van de WW-uitkering of in de duur ervan aangebracht. Het zou kunnen dat dat wel nog gaat gebeuren. Meer daarover kan worden gelezen in het artikel over het nieuwe ontslagrecht.
Conclusie – WW-uitkering
De WW-uitkering is een uitkering voor werknemers die langer dan een half jaar hebben gewerkt en die werkloos worden en niet verwijtbaar werkloos zijn geworden. Hoe langer het dienstverband, hoe langer het recht op een WW-uitkering. De uitkering is de eerste twee maanden 75% van het loon en daarna 70% van het loon, met een bepaald maximum.
Zoals al eerder is aangegeven, is dit artikel enkel gericht op de hoofdlijnen voor de WW-uitkering. Het is dus niet volledig en er bestaan een aantal uitzonderingen op de hierboven beschreven regels.
Wanneer u vragen heeft met betrekking tot een WW-uitkering of wanneer u problemen rondom uw WW-uitkering heeft, is het verstandig om contact op te nemen met een deskundige jurist. Doe dit bij conflicten zo snel mogelijk: te lang wachten kan ervoor zorgen dat termijnen voor bezwaar of beroep verstrijken en een besluit (van bijvoorbeeld het UWV) definitief wordt.